Het jaar rond


Met de eerste zondag van de Advent (vierde zondag vóór Kerstmis) start in de katholieke Kerk het nieuwe kerkelijk jaar.

In grote lijnen verloopt het kerkelijk jaar als volgt: Advent – Kersttijd – Tijd door het jaar (ongeveer 6 weken) – Veertigdagentijd – Triduum Sacrum (Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Paaszaterdag) – Paastijd (tot en met pinksterzondag) – Tijd door het jaar (tot en met Christus Koning, laatste zondag van het kerkelijk jaar)

De Advent

 
Opgang naar het Kerstfeest
 

vier kaarsen

De Advent begint aan de vooravond van de zondag die op 30 november of het dichtst bij deze datum valt en eindigt vóór de vooravond van Kerstmis.

Bijbelse personen als de profeet Jesaja, Johannes de Doper en Maria begeleiden de christenen op weg naar Kerstmis. Zij wijzen ons de weg. Zij zijn ‘vol verwachting’ en zien uit naar de komst van Gods Zoon. Zo zien ook wij in deze periode uit naar het feest van Kerstmis.

In veel kerken wordt de adventskrans opgehangen. Op deze krans vier kaarsen. Op elk van de vier zondag van de Advent wordt één kaars meer ontstoken, zodat op de vierde zondag alle kaarsen branden.

Maria Onbevlekte Ontvangenis


8 december

Nauwelijks is de Advent begonnen of we vieren het eerste Mariafeest: Maria onbevlekte ontvangenis. Van haar, die ‘de door God begenadigde’ wordt genoemd (Lukas 1), werd al in vroege tijden aangenomen dat zij zonder zonde was ontvangen in de schoot van haar moeder. Zij moest immers Gods Zoon waardig kunnen ontvangen.

Het heeft echter tot 1854 geduurd, voordat dit geloofspunt officieel werd, en 8 december werd aangewezen om het te vieren.

KERSTMIS

 

De Gezalfde

Verschillende profeten uit het Oude Testament hebben het voorspeld en eindelijk kwamen hun voorspellingen uit. De ‘volheid van de tijd’ was daar en de Zoon van God werd geboren. Aan Hem werd de naam ‘Jezus’ gegeven: ‘Jahweh is redding’. Ook draagt Hij de naam Christus, een Grieks woord dat ‘gezalfde’ betekent: Hij is de Christus, want God heeft hem gezalfd met de Heilige Geest en met kracht (Hand. 10:38). Het is deze Griekse naam, die ten grondslag ligt aan het woord ‘Kerstmis’, want ‘Kerst’ is niets anders dan een Oudnederlandse vorm voor ‘Christus’.

Doop van de Heer

Een week na de Openbaring des Heren (Driekoningen) wordt het feest van de Doop van de Heer gevierd. Het was Johannes de Doper, die deze doop toediende, weliswaar na enige aarzeling, want in feite achtte hij zich daartoe niet waardig.

Na de doop, zo lezen we in het evangelie van Lucas (hfst. 3), was Jezus in gebed verzonken. Toen ging de hemel open en daalde de Heilige Geest in de gedaante van een duif over Hem neer. Vanuit de hemel klonk een stem: “Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld”.

Deze doop in de Jordaan was de aanloop van Jezus’ officiële optreden, want kort daarna koos Hij twaalf apostelen uit en begon Hij, al predikend en weldoende, rond te trekken door Israël.

Met de Doop van de Heer eindigt de kersttijd.

Opdracht van de Heer

2 februari

Op 2 februari, veertig dagen na Kerstmis, wordt gevierd dat Jozef en Maria het Kind Jezus naar Jeruzalem brachten om het toe te wijden aan God.

Al direct bij aankomst in de tempel kwam er een oude man, Simeon geheten, op hen af, nam het Kind in zijn armen en dankte God, want nu was in vervulling gegaan wat hem eerder door de Heilige Geest te weten was gedaan, namelijk dat hij pas zou sterven wanneer hij de Messias had aanschouwd. Hij noemde het Kind ‘een Licht dat voor de volkeren straalt’, maar voorspelde tevens dat het leed als een scherp zwaard door Maria heen zou gaan (Lucas 2).

De oude benaming voor dit feest, ‘Maria Lichtmis’ is nog steeds in gebruik, maar is officieel vervangen door ‘De opdracht van de Heer in de tempel’. Het gaat om Christus, die aan God wordt opgedragen en zich openbaart aan het volk van God.

Toch is ook de naam Maria Lichtmis voor de hand liggend. Het is ter ere van haar Zoon, dat de H.Mis op deze dag wordt geopend met een kaarsenprocessie.

De Vastentijd

 
Inkeer en voorbereiding op Pasen
 

Veertig dagen

De Vasten- of veertigdagentijd loopt van Aswoensdag tot Paaszondag. Eigenlijk telt deze periode 46 dagen, maar de zondagen – als zijnde dagen waarop de verrijzenis van Christus wordt gevierd – worden niet meegerekend.

Veertig is vanouds het getal van inkeer en voorbereiding. De Israëlieten zwierven veertig jaar door de woestijn, vóór ze het beloofde land binnen gingen. En Christus trok zich veertig dagen terug in de woestijn, voordat Hij aan zijn openbare leven begon.

Uit een preek van de heilige Petrus Chrysologus, bisschop van Ravenna († ca. 450):

„Drie dingen zijn er, broeders en zusters, drie dingen waardoor ons geloof sterk staat, onze toewijding standvastig is en onze deugd blijvend, namelijk gebed, vasten en barmhartigheid. Door te bidden kloppen wij aan, door te vasten verkrijgen wij, door barmhartigheid ontvangen wij. Gebed, vasten en barmhartigheid: deze drie zijn één, zij geven elkaar het leven.

Immers, de ziel van het gebed wordt gevormd door het vasten en het vasten leeft pas echt als wij barmhartigheid betonen. Laat niemand deze drie uit elkaar trekken, want zij willen niet gescheiden worden. Wie er van de drie slechts één bezit of ze niet tegelijk beoefent, bezit niets. Dus, wie bidt, moet vasten en wie vast, moet barmhartig zijn. Wie wil dat zijn gebed verhoord wordt, moet ook zelf luisteren naar een verzoek. Hij vindt gehoor bij God, als hij zijn eigen oor niet sluit voor een smeekbede.

De mens die vast, moet begrijpen wat vasten is. Hij moet voelen wat honger lijden is, als hij wil dat God zijn honger aanvoelt. Hij moet barmhartigheid tonen, als hij op barmhartigheid hoopt.

Wie goedheid wil ervaren, moet goed doen. Wie verlangt dat men geeft, moet zelf geven. Wie voor zichzelf vraagt wat hij een ander ontzegt, vraagt op de verkeerde manier.

Voor ons als mens moet dit de norm van onze barmhartigheid zijn: je ondervindt barmhartigheid zoals je wilt, zoveel als je wilt en zo vlug als je wilt, maar heb dan medelijden met anderen, ook zo, evenveel, even vlug.

Gebed, barmhartigheid en vasten moeten dus onze ene bescherming zijn bij God, onze ene voorspraak, ons ene drievormige gebed.

Wat wij door misprijzen hebben verloren, moeten wij door vasten herwinnen. Ons leven moeten wij offeren door te vasten, want er is niets beters dat wij God kunnen aanbieden. Dit bewijst het woord van de psalmist: ‘Wat ik offer, God, is mijn boetvaardigheid; een vermorzeld en vernederd hart wijst Gij niet af’ (Ps. 51 (50), 19).

Offer dus je leven aan God, bied je vasten aan als een zuiver en heilig offer, een levend offer dat van jou blijft en aan God gegeven wordt. Wie dit niet aan God schenkt, is niet te verontschuldigen, want ieder bezit zichzelf om weg te schenken.

Maar om jouw gaven aanvaardbaar te maken is barmhartigheid onmisbaar. Want vasten brengt geen vrucht, als de akker niet besproeid wordt met barmhartigheid. Het vasten kwijnt weg, als de barmhartigheid opdroogt. Wat de regen is voor het land, dat is de barmhartigheid voor het vasten. Iemand die vast, kan wel zijn gezindheid verzorgen, zijn vlees zuiveren, ondeugden uitroeien en deugden zaaien, maar als hij de barmhartigheid niet laat stromen, oogst hij geen vrucht.

Als jij vast en jouw barmhartigheid vast ook, dan lijdt jouw akker honger. Maar als je vast en uit barmhartigheid rondstrooit, dan vult zich daarmee jouw schuur in overvloed. Lijd daarom geen verlies door te bewaren, maar verzamel door te geven. Geef aan een arme en geef zo aan jezelf. Alleen wat je aan een ander laat, zul je zelf bezitten.”

Aswoensdag


Aswoensdag is de dag die het carnavalsweekend afsluit en de vastentijd inluidt. De christenen ontvangen op die dag tijdens de H.Mis op hun voorhoofd het askruisje. Daarbij klinken de woorden: ‘Bedenk dat gij van stof zijt en tot stof zult wederkeren’. Deze woorden, afkomstig uit Genesis 3, benadrukken de vergankelijkheid van het aardse leven, de kruisvorm daarentegen wijst op eeuwig leven.


De as voor het opleggen van het askruisje wordt verkregen door de palmtakjes van het vorig jaar te verbranden. Deze takjes zijn ‘door de dood heengegaan’ en kunnen nu als as teken van nieuw leven zijn.

Palmzondag

Palmzondag is de zondag die de Goede Week inluidt, de zondag vóór Pasen. Jezus rijdt Jeruzalem binnen op een ezel. De inwoners van de stad hebben al veel over Hem gehoord en zijn er zeker van dat Hij de Christus, de ‘Gezalfde’ is, van wie de komst door de profeten is voorspeld.

Ze roepen Hem toe: ‘Gezegend de Koning, die komt in de naam van de Heer’. In hun handen hebben ze palmtakken. Niet zomaar toevallig. De sierlijke twijgen met de altijd groene bladeren drukken bewondering en trots uit. Machtige vorsten worden daarmee ingehaald.

Maar nog geen week later zal in hetzelfde Jeruzalem in koor worden geroepen: ‘Kruisig Hem’. Dat vooruitzicht maakt dat Palmzondag behalve een vrolijke ook een droeve ondertoon heeft.

PASEN

 

Witte Donderdag

Met de Eucharistieviering in de avonduren van Witte Donderdag eindigt de veertigdagentijd. De drie dagen van Witte Donderdag tot paaszondag vormt het Paastriduüm. In deze dagen wordt het lijden, sterven en verrijzen van Jezus Christus herdacht.

Het Paastriduüm is het kernmoment van het kerkelijk jaar. Hier wordt de kern van het christelijk geloof gevierd.

De Eucharistieviering op Witte Donderdag gaat terug op het Laatste Avondmaal van Jezus en zijn apostelen. De viering herdenkt drie elementen van het katholieke geloof: de instelling van de Eucharistie, de instelling van het priesterschap en het gebod van de naastenliefde, zichtbaar gemaakt in de voetwassing.

Goede Vrijdag

Op Goede Vrijdag staat de kruisweg van Jezus centraal. In veel kerken komt men om 3 uur ’s middags bijeen om samen de kruisweg te bidden. De kruisweg verwijst naar de weg die Jezus is gegaan van de veroordeling door Pontius Pilatus tot aan de kruisiging op de berg Golgotha. In de kruiswegviering wordt stilgestaan bij de verschillende stappen (staties) van deze weg. ’s Avonds wordt het lijdensverhaal van Jezus verteld en herdacht. Naast de droefheid van deze dag is er ook beginnende vreugde om wat Jezus heeft volbracht. Het blijkt uit de naam van deze dag: Goede Vrijdag. Goed verwijst naar de overwinning van Jezus op de dood, naar de verlossing die zo tot stand is gebracht. De dood heeft niet langer het laatste woord, maar het leven, niet de zonde maar de band met God.

Want zoals de regen en de sneeuw uit de hemel neerdalen en daarheen pas terugkeren wanneer zij de aarde hebben gedrenkt, haar hebben bevrucht en met planten bedekt, wanneer zij zaad hebben gegeven aan de zaaier, en brood aan de eter; zo zal het ook gaan met mijn woord, dat voortkomt uit mijn mond; het keert niet vruchteloos naar Mij terug, maar pas wanneer het heeft gedaan wat Mij behaagt, en alles heeft volvoerd, waartoe Ik het heb gezonden.”

PASEN

Van de drie grote christelijke feesten (Kerstmis, Pasen, Pinksteren) is Pasen het meest essentiële. Het wordt gevierd op de zondag na de eerste volle maan in de lente.

Uit de Paaswake, lezing V, Jesaja 55:1-13:

„Komt allen die dorst hebt, hier is water; en gij, die geen geld hebt, komt, koopt koren en eet zonder geld, en drinkt zonder betaling wijn en melk. Waarom besteedt gij geld aan wat geen brood is, en uw loon aan iets wat niet verzadigt? Luistert aandachtig naar Mij, en gij zult eten wat goed is, en uw honger stillen met uitgelezen spijs.

Neigt uw oor en komt naar Mij, luistert en gij zult leven; een eeuwig verbond zal Ik met u sluiten, een blijk van mijn blijvende trouw aan David gezworen. Zie, hem had Ik tot getuige voor de volkeren aangesteld, tot vorst en gebieder over de naties. Zie, zo komt nu een volk, dat gij niet kent, naar u toe, en een volk dat u niet kent, snelt op u af, omwille van de Heer, uw God, en wegens de Heilige van Israël, omdat Hij u luister heeft verleend.

Zoekt de Heer, nu Hij te vinden is, roept Hem aan: Hij is nabij, De zondaar moet zijn weg verlaten en de boosdoener zijn gedachten; en terugkeren naar de Heer, die zich over hem erbarmen zal, naar onze God, die immers rijkelijk vergeeft.

Christus’ dood en verrijzenis biedt bevrijding van zonden en hoop op eeuwig leven. Om zich goed voor te bereiden op het feest van de verrezen Heer, brachten de vroege christenen de nacht vóór Paaszondag wakend door.

De Paaswake van onze tijd gaat terug op deze traditie. Ze begint met de zegening en het aansteken van de paaskaars, het meest kenmerkende symbool voor Christus’ verrijzenis. Onder het zingen van Lumen Christi (‘het licht van Christus’) wordt de grote en massieve kaars de kerk binnengedragen.

Daar geeft ze het licht door aan de kaarsjes van de aanwezigen en wordt ze op een grote kandelaar geplaatst. Ze brandt dan gedurende de vieringen tot Pinksteren, de 50e dag na Pasen.

PINKSTEREN

Het woord ‘Pinksteren’ is afgeleid van het Griekse ‘pentecoste’ en betekent 50ste, ofwel de 50ste dag na Pasen. Vanaf Hemelvaart, de dag waarop Jezus terugkeerde naar God de Vader, hadden de apostelen gebeden om de komst van de Heilige Geest, de Vertrooster. Op de tiende dag, de dag van Pinksteren, kwam er verhoring. Het was de Heilige Geest, die vuur en liefde brengt en ervoor zorgt dat het evangelie, en daarmee de Kerk, zich over de hele wereld verspreidt.

Tijd na Pinksteren

Anders dan het burgerlijk jaar dat in vier gedeelten – de vier seizoenen – is ingedeeld, kent het kerkelijk jaar drie perioden: de Kerstkring, de Paaskring en de Tijd na Pinksteren. De twee eerste kringen beslaan samen ongeveer zes maanden. Daarin vallen de grote heilsfeesten: Kerstmis, Pasen en Pinkstern. De derde kring, de Tijd na Pinksteren, duurt ongeveer even lang als de twee eerste samen. Het is de tijd van beschouwing en overweging. De grote gebeurtenissen zijn gevierd en het is nu tijd om daarover na te denken en zich alvast op het nieuwe kerkelijk jaar voor te bereiden.